In Parool van dinsdag jl. vraagt Norbert ter Mors terecht aandacht voor het probleem van leegstaande kantoorpanden en de gevolgen van nieuwbouw van kantoren voor verergering van die leegstand. In Amsterdam staat zo'n 1,2 m2 kantoorruimte leeg, waarvan vermoedelijk de helft structureel. Op sommige bedrijventerreinen bedraagt de leegstand 30% zodat verdere achteruitgang en verloedering van hele delen van de stad dreigt. Dit terwijl er zijn genoeg vraag is naar andere functies voor deze schaarse ruimte. Wonen, waaronder huisvesting voor jongeren en studenten. Voorzieningen, zoals kinderopvang. In Zuidoost is er behoefte aan meer feestruimte voor groots gevierde huwelijken. Startende ondernemers zoeken betaalbare bedrijfsruimte.
Om ombouw van leegstaande kantoorpanden daadkrachtig te realiseren zijn de volgende onorthodoxe maatregelen noodzakelijk:
• Als een vastgoedinvesteerder een nieuw kantoor wil (laten) bouwen, moeten er eisen gesteld worden aan wat deze commerciële partij doet aan de transformatie van leegstaande kantoren in de eigen portefeuille. Werken zij niet mee aan transformatie van de bestaande voorraad naar andere functies, dan geen nieuw kantoor.
• Een opkoopfonds van oude kantoren waar ontwikkelaars van nieuwbouw aan bijdragen kan helpen het probleem dat Ter Mors signaleert van nieuwbouw als veroorzaker van leegstand te bestrijden. Dit kan het beste in regionaal verband, omdat gemeenten anders met elkaar concurreren om bedrijvigheid en de buurgemeente met de leegstand laten zitten.
• Ditzelfde geldt voor het schrappen van het aanbod van kantoorruimte in ruimtelijke plannen. De gemeente Amsterdam heeft onder leiding van wethouder van Poelgeest reeds daadkrachtig geschrapt in het planaanbod. De regionale afspraken hierover zijn helaas uitgesteld bij de laatste zitting van de stadsregioraad.
• Bij ombouw van kantoren moeten we alleen de minimale, wettelijk verplichte, eisen stellen met betrekking tot geluid- en geurhinder. Dit als algemene beleidsregel en niet per pand ad hoc bekeken, zodat alle marktpartijen hierop kunnen rekenen. Dit geldt ook voor de beoordeling van de bouwaanvraag van bouw- en woningtoezicht. Zij moeten de aanvraag van transformatie beoordelen als een aanvraag in de bestaande bouw en niet als nieuwbouw. Dit scheelt aanmerkelijk in de gestelde eisen.
• Alternatieve bouwprocessen zoals Stichting Tijdelijk Wonen hanteert, waarbij jongeren hun eigen huis in elkaar klussen in lege kantoorpanden, worden wel toegepast in andere steden als Utrecht, maar gek genoeg nog niet in Amsterdam.
• Soms helpt het 'optoppen' (toevoegen van een extra woonlaag) om transformatie rendabel te maken. In deze gevallen moeten alle gemeentelijk onderdelen, dus ook stadsdelen, meewerken aan transformatie door bijvoorbeeld het bestemmingsplan te wijzigen. Bij woningen is deze extra bebouwinglaag vrijgesteld van extra erfpachtbetaling, bij kantoren gek genoeg niet. De erfpachtcanon moet eerlijk vastgesteld worden.
• Per gebied met veel leegstaande kantoorruimte moeten we toe naar een themabenadering, waarbij een specifieke doelgroep wordt aangesproken die een gebied als pionier kan revitaliseren.
• Hoewel wij tegen de nieuwe kraakwet waren, moeten we optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die deze biedt, zoals het verplichtend aanbieden van potentiële huurders als gemeente. Met de 'antikraak'-organisaties moeten afspraken worden gemaakt over tijdelijk beheer. Vaak wordt nu door deze organisaties slechts 20% van de ruimte gebruikt, te weinig om te spreken over leegstandsbestrijding.
Bron: michielmulder.wordpress.com